De Belastingdienst stelde de voormalige bestuurder van een BV aansprakelijk voor niet betaalde naheffingsaanslagen omzetbelasting inclusief heffingsrente en de opgelegde verzuimboete. De naheffingsaanslagen waren opgelegde ter correctie van in de administratie van de BV verwerkte valse facturen. Door de valse facturen was te weinig omzetbelasting aangegeven. De voormalige bestuurder bestreed de naheffingsaanslagen en de aansprakelijkstelling.
De naheffingsaanslagen hadden betrekking op de jaren 2008 en 2009. De BV meldde op 3 maart 2009 haar betalingsonmacht aan de Belastingdienst. Voor de belastingtijdvakken in 2008 was de melding te laat gedaan. Voor belastingtijdvakken vanaf januari 2009 was de melding tijdig. Het hof oordeelde dat voor zover de aansprakelijkheid betrekking had op 2008 de bestuurder terecht aansprakelijk was gesteld omdat er geen feiten of omstandigheden waren gesteld waaruit zou volgen dat het niet melden van de betalingsonmacht niet aan de bestuurder was te wijten.
Voor zover de aansprakelijkstelling betrekking had op 2009 was deze eveneens terecht, omdat sprake was van kennelijk onbehoorlijk bestuur. Het hof vond aannemelijk dat de BV opzettelijk onjuiste facturen in haar administratie had opgenomen. Op basis daarvan had zij te weinig omzetbelasting aangegeven. De voormalige bestuurder was daarbij - gezien zijn leidinggevende positie - betrokken. Dat is volgens het hof een vorm van kennelijk onbehoorlijk bestuur. Vanwege die betrokkenheid gold de aansprakelijkheid ook voor de heffingsrente en de boete.