Een verlies, dat een vennootschapsbelastingplichtig lichaam in enig boekjaar maakt, is in beginsel verrekenbaar met door het lichaam in een ander jaar behaalde winst. De mogelijkheid van verliesverrekening is beperkt wanneer de feitelijke werkzaamheid van een lichaam gedurende het jaar (nagenoeg) uitsluitend heeft bestaan uit het houden van deelnemingen. Deze houdsterverliesregeling is een van de maatregelen ten gevolge van zogenaamde Bosalarrest van het Hof van Justitie EU uit 2003.
De Hoge Raad heeft nu een aantal arresten gewezen over de houdsterverliesregeling. Volgens de tekst van de wet is toepassing van de houdsterverliesregeling gebonden aan twee cumulatieve vereisten, nl. de feitelijke werkzaamheid van de belastingplichtige en de tijdsduur waarin deze werkzaamheid wordt verricht. Deze arresten hebben betrekking op de invulling van het tijdsduurvereiste. Voor de houdsterverliesregeling is niet van belang of er sprake is van actief of passief gehouden deelnemingen. Volgens de Hoge Raad heeft de wetgever bedoeld dat voor de toepassing van de houdsterverliesregeling alleen de periode waarin de deelneming wordt gehouden van belang is. Een periode waarin nog geen deelneming wordt gehouden of waarin geen deelneming meer wordt gehouden is geen periode waarin de feitelijke werkzaamheid bestaat uit het houden van deelnemingen.