Volgens de Wet op de Vennootschapsbelasting komen optierechten die aan personeel zijn toegekend in aftrek op de winst op het tijdstip waarop de rechten zijn aanvaard of bij toekenning onder opschortende voorwaarde op het tijdstip waarop de voorwaarde is vervuld. Er geldt een forfaitaire berekeningswijze voor de last van de optierechten. Daardoor correspondeert de aftrek voor de vennootschapsbelasting niet met de werkelijke waarde in het economische verkeer van de optierechten. De wetgever heeft ervoor gekozen om voor de aftrek in de vennootschapsbelasting aan te sluiten bij de toekenning van de optie en voor de loonbelasting aan te sluiten bij de uitoefening of vervreemding van de optie. Daardoor kan een aftrekpost worden gecreëerd, terwijl nog geen loonbelasting hoeft te worden betaald. Dat is inherent aan het door de wetgever gekozen systeem.
In verband met de toekenning van optierechten wilde een fiscale eenheid over het jaar 2006 een bedrag van bijna € 21 miljoen ten laste van haar winst brengen. De Belastingdienst accepteerde dat niet omdat de optieovereenkomsten geen realiteitswaarde zouden hebben. De optierechten zouden niet bedoeld zijn om de band met werknemers te bevorderen, maar uitsluitend om een aftrekpost in de vennootschapsbelasting te creëren zonder dat daar heffing van loonbelasting tegenover zou staan.
Hof Arnhem was van oordeel dat geen sprake was van een schijnhandeling. Partijen wilden uitdrukkelijk een optieovereenkomst en zijn die ook overeengekomen. De fiscale eenheid diende te bewijzen dat door het toekennen van de optierechten een voor de vennootschapsbelasting aftrekbare last ontstond. De optierechten hadden betrekking op cumulatief preferente aandelen met een rendement van 8,75%. Bij een structurele daling van de marktrente gedurende de looptijd van de optierechten zouden de optierechten in waarde stijgen. Daarnaast lag de uitoefenprijs van de optierechten op 80% van de nominale waarde. Een deel van de toegekende optierechten leidde echter niet tot een last, omdat het niet ging om personeel van de fiscale eenheid. Voor de toekenning van opties aan anderen dan werknemers biedt de wet geen aftrekmogelijkheden.