De uitkering van een samenwonende AOW-gerechtigde bedraagt 50% van het wettelijk minimumloon. Een alleenstaande AOW-gerechtigde heeft een uitkering van 70% van het wettelijk minimumloon. Gezien dit verschil in uitkering is het lonend om als alleenstaand te worden aangemerkt. Bij de Tweede Kamer is een voorstel tot wijziging van de AOW in behandeling dat duidelijkheid moet verschaffen op dit punt. Het wetsvoorstel biedt de mogelijkheid om regels te stellen aan de hand waarvan bepaald kan worden of AOW-gerechtigden hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben. Kosten voor een eigen woning vormen straks het onderscheidend criterium voor het al dan niet samenwonen. Mensen die hun eigen woning aanhouden, maar wel andere kosten delen krijgen dan een alleenstaanden AOW.
Niettemin blijft het verzorgingscriterium van belang voor de vaststelling van een gezamenlijke huishouding. Er is een gezamenlijke huishouding als twee personen in dezelfde woning hun hoofdverblijf hebben en zij voor elkaar zorgen door bij te dragen in de kosten van de huishouding. Zij voldoen dan aan het huisvestingscriterium en aan het verzorgingscriterium. De tweewoningenregel vormt een uitzondering op de in te voeren kostendelersnorm in de AOW.
De invoering van de kostendelersnorm in de AOW wordt overigens een jaar uitgesteld tot 1 juli 2016.
De zogenaamde tweewoningenregel geldt niet voor gehuwden en geregistreerde partners in de AOW. Zij vormen de grootste groep samenwonenden in de AOW.
De tweewoningenregel stelt een aantal voorwaarden aan de woning. De woning moet een eigen toegangsdeur hebben die van binnen en buiten op slot kan. Verder moet de woning een woon(slaap)kamer, een keuken, een toilet en een eigen douche of wasgelegenheid bevatten. Vakantiehuizen en kamerbewoning zijn uitgezonderd van de tweewoningenregel.